woensdag 25 januari 2012

Besturende commissarissen, bestuurder of commissaris? Een uitspraak van de Hoge Raad over de vaststelling van managementvergoeding aan besturende commissarissen.

Directeuren besturen de vennootschap. Commissarissen houden toezicht. Dat lijkt logisch. Maar soms doen commissarissen meer dan het houden van toezicht. Soms zitten ze zelfs op de stoel van de directie. Bijvoorbeeld als alle directeuren al dan niet als gevolg van een conflict zijn opgestapt of weggestuurd. Vaak bepalen de statuten namelijk dat bij ontstentenis of belet van alle bestuurders de raad van commissarissen tijdelijk met het bestuur is belast.

Zo’n tijdelijke bestuurstaak kan aardig wat tijd kosten. Dan is een (tijdelijke) verhoging van de beloning van commissarissen die de tijdelijke bestuurstaak op zich nemen niet onredelijk.

Maar welk orgaan van de vennootschap moet eigenlijk tot zo’n verhoging van de beloning besluiten?

Die vraag was aan de orde in een arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2012 (LJN: BU6509). In dat geval was in de statuten bepaald dat de raad van commissarissen de bezoldiging van de bestuurders vaststellen en dat de algemene vergadering van aandeelhouders over de beloning van commissarissen gaat.

Een commissaris werd tijdelijk met bestuurstaken belast. De raad van commissaris kende hem voor die taken een additionele managementvergoeding toe. Ruim een jaar na zijn aantreden trad hij af als commissaris en werd hij tot directeur benoemd. Na twee jaar verruilde hij zijn directiezetel weer voor een plek in de raad van commissarissen en weer een klein jaar later trad hij af als commissaris.

Er ontstond een geschil over de betaling van de additionele managementvergoeding over de tijd dat de commissaris naast zijn functie als commissarissen additionele werkzaamheden op het niveau van directievoering verrichtte. De vennootschap wilde die managementvergoeding niet betalen, omdat deze niet door het bevoegde vennootschapsorgaan was vastgesteld. De vennootschap achtte zich niet gehouden de managementvergoeding te voldoen, nu de managementvergoeding was vastgesteld door de raad van commissarissen en niet door de algemene vergadering van aandeelhouders.

De vraag die voorlag was deze: moest de raad van commissarissen de additionele managementvergoeding van besturende commissarissen vaststellen, omdat deze vergoeding betrekking had op bestuurstaken en volgens de statuten de raad van commissarissen bevoegd is om de beloning van bestuurders vast te stellen? Of moest deze vergoeding vastgesteld worden door de algemene vergadering van aandeelhouders, omdat de betreffende functionaris lid was van de raad van commissarissen en volgens de statuten de beloning van commissarissen tot de competentie van de aandeelhouders behoort?

In andere woorden: is voor de vraag welk orgaan bevoegd is de vergoeding vast te stellen de aard van de werkzaamheden bepalend of is formele status van de betreffende functionaris doorslaggevend? In het eerste geval zou de raad van commissarissen bevoegd zijn, omdat in de statuten staat dat de raad de beloning van bestuurders vaststelt. Volgt men deze visie dan moet de conclusie zijn dat de additionele managementvergoeding door het juiste vennootschapsorgaan was vastgesteld en dus moest worden uitbetaald. In het tweede geval zou de managementvergoeding niet betaald behoeven te worden, omdat volgens de statuten de vergadering van aandeelhouders diende te besluiten over vergoedingen aan commissarissen.

De rechtbank volgde de tweede visie en gaf de vennootschap gelijk. In hoger beroep koos het hof voor de eerste visie en werd de vordering van de ex-commissaris alsnog toegewezen.

Eens een commissaris, altijd een commissaris?

De Hoge Raad liet het belang van duidelijke verhoudingen binnen de vennootschap de doorslag geven en koos in navolging van de rechtbank voor de tweede visie. Ook al verricht een commissaris bestuurstaken, hij blijft commissaris. Daardoor moet zijn eventuele extra vergoeding voor deze bestuurstaken vastgesteld worden door het vennootschapsorgaan dat bevoegd is de beloning van commissarissen vast te stellen. Op deze wijze werd in de voorliggende casus ook voorkomen dat commissarissen hun eigen vergoeding konden vaststellen.

Ik juich deze uitspraak toe. Het biedt de praktijk houvast. Meestal zal wel duidelijk zijn of iemand commissaris is dan wel bestuurder. Aan de hand daarvan kan men gemakkelijk vaststellen welk vennootschapsorgaan moet beslissen over een beloning. Zou de bevoegdheid tot het vaststellen van een beloning afhankelijk zijn van de aard van de werkzaamheden waarvoor de beloning wordt toegekend, dan zou dat tot veel onduidelijkheid en rechtsonzekerheid kunnen leiden.

Hebt u opmerkingen naar aanleiding van dit bericht of wilt u reageren, dan nodig ik u daar van harte voor uit. U kunt gebruikmaken van het onderstaande dialoogscherm of een e-mail sturen naar harmsen@immix.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten