dinsdag 21 oktober 2014

Rechtbank houdt ABN AMRO aansprakelijk voor niet passend advies en onvolledige informatie, maar is (te) streng over eigen schuld klant



De rechtbank Amsterdam veroordeelde ABN AMRO tot schadevergoeding wegens een niet passend advies over een renteswap (ECLI:NL:RBAMS:2014:6594). Een opsteker voor renteswap slachtoffers. De rechtbank kende niet de volledige schade toe, omdat er ook sprake was van eigen schuld bij de klant. Of dat laatste terecht is, waag ik te betwijfelen.


Feiten


Twee broers, die via vennootschappen actief zijn in de mediabranche, houden zich daarnaast bezig met vastgoedtransacties. In het najaar 2005 zochten zij financiering voor een nieuwbouwproject. Hiervoor benaderden ze Fortis Bank (de rechtsvoorganger van ABN AMRO). Fortis besloot de financieringsaanvraag niet te honoreren. In december 2005 gingen de broers twee euriborleningen aan met ING, op te nemen op 1 februari 2007 en op 1 mei 2007. Beide leningen hadden een looptijd van vijf jaar. Twee dagen daarna sloten ze met Fortis een renteswap af voor het renterisico op beide leningen van ING. Deze renteswap had een looptijd van zes jaar, ingaande 1 maart 2007. Eind 2011 verkochten de broers het pand en losten zij de leningen van ING vervroegd af. De renteswap bleef in stand. Die liep af op 1 maart 2013.


Vanaf de verkoop van het pand eind 2011 was de renteswap niet meer van nut. Omdat inmiddels de Euribor-rente aanzienlijk was gedaald, kostte de renteswap de broers tussen december 2011 en maart 2013 veel geld. Dit wilden zij op de bank verhalen.


De uitspraak


Uit de feiten van het onderhavige geval leidt de rechtbank af dat de bank niet alleen is opgetreden als aanbieder van financiële producten, maar ook als adviseur. Op grond daarvan heeft de bank een zorgplicht. De omvang van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij een rol spelen de deskundigheid en de relevante ervaring van de broers, de ingewikkeldheid van het desbetreffende product en de aan het product verbonden risico’s.


De rechtbank oordeelt dat de renteswap op zichzelf geschikt was om het renterisico op de ING-leningen af te dekken. Die financieringen stonden op het moment van het aangaan van de renteswap in voldoende mate vast. Dat later is besloten om één van beide ING-leningen op te hogen kan volgens de rechtbank niet aan ABN AMRO worden tegengeworpen.


Schending zorgplicht


De rechtbank honoreert wel de klacht dat de looptijd van de renteswap (zes jaar ingaande 1 maart 2007) niet juist was afgestemd op die van de ING-leningen (vijf jaar ingaande 1 februari en 1 mei 2007). Volgens de rechtbank is niet komen vast te staan dat bij het aangaan van de renteswap de broers ervan overtuigd waren dat ze de ING-leningen niet na vijf jaar, maar pas veel later zouden aflossen, omdat zij het pand (veel) langer dan vijf jaar in eigendom wilden behouden. Met andere woorden, er kan niet worden vastgesteld dat de broers om die reden bewust voor een renteswap van zes jaar (in plaats van vijf jaar) hadden gekozen.


Het advies om een renteswap te sluiten met een langere looptijd dan de onderliggende leningen vindt de rechtbank geen passend advies. Evenmin had de bank de broers voorafgaand aan de totstandkoming van de renteswap volledig, juist en begrijpelijk geïnformeerd over het specifieke risico dat aan het einde van de looptijd van de leningen (of bij vervroegde aflossing daarvan) de renteswap grote nadelige financiële gevolgen kan hebben bij een dalende Euribor-rente. De bank moest bewijzen dat zij de broers hier wel op gewezen had, maar de rechtbank oordeelde dat de bank daarin niet was geslaagd. De conclusie van de rechtbank luidt dat de bank haar zorgplicht had geschonden en schadeplichtig is.


Causaal verband


De rechtbank neemt aan dat als de broers wel goed waren geïnformeerd, zij niet gekozen zouden hebben voor een langere looptijd van de renteswap dan vijf jaar (de looptijd van de ING-financieringen). Maar dat betekent volgens de rechtbank nog niet dat ze ook gekozen zouden hebben voor een kortere looptijd dan vijf jaar. Op dit punt hadden de broers onvoldoende informatie verstrekt aan de rechtbank. Dat betekent dat de rechtbank geen rekening houdt met de schade die was ontstaan tussen de vervroegde aflossing van de lening (eind 2011) en de datum waarop de leningen contractueel zouden aflopen (1 februari 2012). De rechtbank houdt dus alleen rekening met de schade over de periode tussen 1 februari 2012 en 1 maart 2013.


Eigen schuld


De broers hebben in de ogen van de rechtbank ook eigen schuld. Zij hadden tussen het moment waarop de gesloten renteswap door de bank schriftelijk werd bevestigd (9 februari 2006) en vóór het moment waarop deze inging (1 maart 2007) hun vraagtekens bij de looptijd moeten zetten en daarover aan bel moeten trekken. Doordat zij dat achterwege hebben gelaten, dienen zij 40% van de schade zelf te dragen.


Mening


Uit dit vonnis kunnen we de volgende dingen leren.


Een bank die adviseert, moet instaan voor de kwaliteit van haar advies. Het adviseren van een renteswap van zes jaar voor een onderliggende financiering van vijf jaar is een slecht advies. De bank kan daar nog mee wegkomen als ze kan aantonen dat ze de klant voorafgaand aan het afsluiten van de renteswap volledig, juist en begrijpelijk heeft geïnformeerd over de specifieke risico’s van de betreffende renteswap (rekening houdend met de doelstelling waarvoor de renteswap is afgesloten). In dit geval had de bank de broers expliciet moeten wijzen op het risico dat de renteswap een speculatief karakter zou krijgen en dat dat bij een dalende Euribor-rente nadelige financiële gevolgen zou hebben.


Dat de bank de bewijslast kreeg van haar stelling dat zij de broers wel goed had geïnformeerd, volgt uit de vaststelling van de rechtbank dat de bank als adviseur een niet passend advies had gegeven. Zou de bank in dit geval geen adviesrol gehad hebben, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat de broers hadden moeten bewijzen dat zij onvoldoende waren geïnformeerd. Of ze daarin zouden zijn geslaagd, blijft in het ongewisse. Daarnaast zou zonder een adviesrol van de bank de door de rechtbank gehanteerde norm (volledig, juist en begrijpelijk informeren over de specifieke risico’s) misschien minder streng zijn gehanteerd. Het is dus van groot belang om vast te stellen welke pet de bank op had bij het afsluiten van de renteswap.


Opmerkelijk is de uitspraak over de eigen schuld van de broers. De rechtbank vond dat de broers nadat de renteswap was bevestigd en voordat die inging bij de bank aan de bel hadden moeten trekken. Voor dit oordeel van de rechtbank was bepalend dat in de bevestigingsbrief van de renteswap (die pas ruim een maand na afsluiten daarvan was verstuurd) informatie stond die bij de broers de alarmbel had moeten laten klinken. Naar mijn menig laat dit oordeel zich slecht rijmen met het oordeel van de rechtbank (en andere jurisprudentie) dat de bank de broers voorafgaand aan het sluiten van de renteswap behoorlijk moest informeren over de specifieke risico’s.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten