De
rechtbank Amsterdam veroordeelde ABN AMRO tot schadevergoeding wegens een niet
passend advies over een renteswap (ECLI:NL:RBAMS:2014:6594). Een opsteker voor renteswap
slachtoffers. De rechtbank kende niet de volledige schade toe, omdat er ook
sprake was van eigen schuld bij de klant. Of dat laatste terecht is, waag ik te
betwijfelen.
Feiten
Twee broers, die via vennootschappen actief zijn in de
mediabranche, houden zich daarnaast bezig met vastgoedtransacties. In het
najaar 2005 zochten zij financiering voor een nieuwbouwproject. Hiervoor
benaderden ze Fortis Bank (de rechtsvoorganger van ABN AMRO). Fortis besloot de
financieringsaanvraag niet te honoreren. In december 2005 gingen de broers twee
euriborleningen aan met ING, op te nemen op 1 februari 2007 en op 1 mei 2007.
Beide leningen hadden een looptijd van vijf jaar. Twee dagen daarna sloten ze
met Fortis een renteswap af voor het renterisico op beide leningen van ING.
Deze renteswap had een looptijd van zes jaar, ingaande 1 maart 2007. Eind 2011
verkochten de broers het pand en losten zij de leningen van ING vervroegd af.
De renteswap bleef in stand. Die liep af op 1 maart 2013.
Vanaf de verkoop van het pand eind 2011 was de renteswap
niet meer van nut. Omdat inmiddels de Euribor-rente aanzienlijk was gedaald,
kostte de renteswap de broers tussen december 2011 en maart 2013
veel geld. Dit wilden zij op de bank verhalen.
De uitspraak
Uit de feiten van het onderhavige geval leidt de
rechtbank af dat de bank niet alleen is opgetreden als aanbieder van financiële
producten, maar ook als adviseur. Op grond daarvan heeft de bank een
zorgplicht. De omvang van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het
geval, waarbij een rol spelen de deskundigheid en de relevante ervaring van de
broers, de ingewikkeldheid van het desbetreffende product en de aan het product
verbonden risico’s.
De rechtbank oordeelt dat de renteswap op zichzelf geschikt
was om het renterisico op de ING-leningen af te dekken. Die financieringen
stonden op het moment van het aangaan van de renteswap in voldoende mate vast.
Dat later is besloten om één van beide ING-leningen op te hogen kan volgens de
rechtbank niet aan ABN AMRO worden tegengeworpen.
Schending zorgplicht
De rechtbank honoreert wel de klacht dat de looptijd van
de renteswap (zes jaar ingaande 1 maart 2007) niet juist was afgestemd op die
van de ING-leningen (vijf jaar ingaande 1 februari en 1 mei 2007). Volgens de
rechtbank is niet komen vast te staan dat bij het aangaan van de renteswap de
broers ervan overtuigd waren dat ze de ING-leningen niet na vijf jaar, maar pas
veel later zouden aflossen, omdat zij het pand (veel) langer dan vijf jaar in
eigendom wilden behouden. Met andere woorden, er kan niet worden vastgesteld
dat de broers om die reden bewust voor een renteswap van zes jaar (in plaats
van vijf jaar) hadden gekozen.
Het advies om een renteswap te sluiten met een langere
looptijd dan de onderliggende leningen vindt de rechtbank geen passend advies.
Evenmin had de bank de broers voorafgaand aan de totstandkoming van de
renteswap volledig, juist en begrijpelijk geïnformeerd over het specifieke
risico dat aan het einde van de looptijd van de leningen (of bij vervroegde
aflossing daarvan) de renteswap grote nadelige financiële gevolgen kan hebben bij een dalende Euribor-rente. De bank moest bewijzen dat zij de
broers hier wel op gewezen had, maar de rechtbank oordeelde dat de bank daarin niet was geslaagd. De conclusie van de rechtbank luidt dat de bank haar
zorgplicht had geschonden en schadeplichtig is.
Causaal verband
De rechtbank neemt aan dat als de broers wel goed waren
geïnformeerd, zij niet gekozen zouden hebben voor een langere looptijd van de
renteswap dan vijf jaar (de looptijd van de ING-financieringen). Maar dat
betekent volgens de rechtbank nog niet dat ze ook gekozen zouden hebben voor
een kortere looptijd dan vijf jaar. Op dit punt hadden de broers onvoldoende
informatie verstrekt aan de rechtbank. Dat betekent dat de rechtbank geen
rekening houdt met de schade die was ontstaan tussen de vervroegde aflossing
van de lening (eind 2011) en de datum waarop de leningen contractueel zouden
aflopen (1 februari 2012). De rechtbank houdt dus alleen rekening met de schade
over de periode tussen 1 februari 2012 en 1 maart 2013.
Eigen schuld
De broers hebben in de ogen van de rechtbank ook eigen
schuld. Zij hadden tussen het moment waarop de gesloten renteswap door de bank
schriftelijk werd bevestigd (9 februari 2006) en vóór het moment waarop deze
inging (1 maart 2007) hun vraagtekens bij de looptijd moeten zetten en daarover
aan bel moeten trekken. Doordat zij dat achterwege hebben gelaten, dienen zij
40% van de schade zelf te dragen.
Mening
Uit dit vonnis kunnen we de volgende dingen leren.
Een bank die adviseert, moet instaan voor de kwaliteit
van haar advies. Het adviseren van een renteswap van zes jaar voor een
onderliggende financiering van vijf jaar is een slecht advies. De bank kan daar
nog mee wegkomen als ze kan aantonen dat ze de klant voorafgaand aan het
afsluiten van de renteswap volledig, juist en begrijpelijk heeft geïnformeerd
over de specifieke risico’s van de betreffende renteswap (rekening houdend met
de doelstelling waarvoor de renteswap is afgesloten). In dit geval had de bank
de broers expliciet moeten wijzen op het risico dat de renteswap een
speculatief karakter zou krijgen en dat dat bij een dalende Euribor-rente
nadelige financiële gevolgen zou hebben.
Dat de bank de bewijslast kreeg van haar stelling dat zij
de broers wel goed had geïnformeerd, volgt uit de vaststelling van de
rechtbank dat de bank als adviseur een niet passend advies had gegeven. Zou de
bank in dit geval geen adviesrol gehad hebben, dan zou het voor de hand hebben
gelegen dat de broers hadden moeten bewijzen dat zij onvoldoende waren
geïnformeerd. Of ze daarin zouden zijn geslaagd, blijft in het ongewisse.
Daarnaast zou zonder een adviesrol van de bank de door de rechtbank gehanteerde
norm (volledig, juist en begrijpelijk informeren over de specifieke risico’s)
misschien minder streng zijn gehanteerd. Het is dus van groot belang om vast te
stellen welke pet de bank op had bij het afsluiten van de renteswap.
Opmerkelijk is de uitspraak over de eigen schuld van de
broers. De rechtbank vond dat de broers nadat de renteswap was bevestigd en
voordat die inging bij de bank aan de bel hadden moeten trekken. Voor dit oordeel van de rechtbank was bepalend dat in de
bevestigingsbrief van de renteswap (die pas ruim een maand na afsluiten daarvan
was verstuurd) informatie stond die bij de broers de alarmbel had moeten laten
klinken. Naar mijn menig laat dit oordeel zich slecht rijmen met het oordeel
van de rechtbank (en andere jurisprudentie) dat de bank de broers voorafgaand
aan het sluiten van de renteswap behoorlijk moest informeren over de specifieke
risico’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten